Etikettering van levensmiddelen
Een voorverpakt levensmiddel moet voldoen aan de wet etikettering. Het geven van eerlijke en kloppende informatie is een belangrijk onderdeel van de wet etikettering. De informatie moet duidelijk en goed leesbaar zijn voor de consument en mag geen verwarring geven. De regelgeving voor de etikettering van levensmiddelen is opgenomen in diverse Nederlandse en Europese regelingen. De belangrijkste regeling is de Europese Verordening (EU) Nr. 1169/2011 over Voedselinformatie aan consumenten met algemene regels voor de etikettering van levensmiddelen.
De wet etikettering levensmiddelen geldt alleen voor voorverpakte levensmiddelen. Dit zijn levensmiddelen die verpakt worden voor het moment van de verkoop aan de eindgebruiker of cateraar. Een levensmiddel dat op de plaats van verkoop wordt verpakt of dat direct wordt opgegeten is geen voorverpakt levensmiddel. Een voorbeeld van een niet-voorverpakt levensmiddel is een broodje voor onderweg bij een lunchroom. Voor niet-voorverpakte levensmiddelen gelden ook regels, maar die worden in dit bericht niet meegenomen.
Ontdek nu de 5 belangrijkste onderdelen voor de etikettering van levensmiddelen. Er zijn natuurlijk nog veel meer regels en eisen aan een verpakking. Wanneer u zelf aan de slag gaat met het maken van een etiket, dan adviseren wij om goed de verordening en andere wetgeving met betrekking tot levensmiddelen te raadplegen om te checken of u volledig voldoet aan de meest recente wetgeving.
Top 5 van belangrijkste punten op het etiket van voorverpakte levensmiddelen
- Zorg dat de allergenen duidelijk vermeld staan
Het geven van juiste allergeneninformatie is erg belangrijk. Foute informatie kan leiden tot een klant die ernstig ziek wordt of zelfs overlijdt. Allergenen moeten altijd op het etiket vermeldt worden. Zelfs wanneer er maar een heel klein beetje is gebruikt of wanneer het hulpstof is.
Er zijn 14 allergenen die verplicht vermeld moeten worden. Het gaat om glutenbevattende granen, schaaldieren, eieren, vis, aardnoten, soja, melk, noten, selderij, mosterd, sesamzaad, sulfiet, lupine en weekdieren. Wanneer er een ingrediënt is afgeleid van een allergenen, dan moet ook naast de naam van het ingrediënt ook de specifieke naam worden gegeven, bijvoorbeeld “aroma (amandel)”.
Een allergeen moet op het etiket duidelijk te onderscheiden zijn van de andere ingrediënten. Meestal wordt een vet lettertype gebruikt, maar ook hoofdletters of onderstreping is toegestaan.

2. Geef een juist beeld van het levensmiddel
Een afbeelding of omschrijving van een product dat op de verpakking staat moet kloppen met de werkelijkheid. De verpakking mag niet misleidend zijn. Dit is van belang zodat een klant een goed doordachte keuze kan maken van het product dat hij kiest.
De afbeelding van een product moet kloppen met de werkelijkheid. De verhouding van de ingrediënten moet kloppen. Wanneer er een product wordt toegevoegd aan de afbeelding op het etiket, dat er niet inzit, dan is dat wel toegestaan. Echter dan moet er bij vermeld staat dat het een “serveersuggestie” is en op de afbeelding moet duidelijk zijn dat het geen ingrediënt is. Bijvoorbeeld een stokbrood op de verpakking van kruidenboter.
Een extra effect of omschrijving van een product mag alleen als dat het product ook onderscheidt van andere producten in deze productgroep en ook de waarheid is. Voorbeelden van omschrijvingen zijn: duurzaam, vetvrij, suikervrij of zonder kleurstoffen. Een product dat in een productgroep valt dat altijd suikervrij is, daar mag niet op de verpakking suikervrij vermeldt staan.
Wanneer bij een product een van nature aanwezig ingrediënt vervangen wordt door een alternatief, dan mag op de verpakking niet gesuggereerd worden dat het ingrediënt dat van nature aanwezig is er toch in zit. Produceer je bijvoorbeeld een variant op cordon bleu zonder kaas, dan mag op de verpakking ook geen kaas worden weergegeven.
3. Het etiket is goed leesbaar
Bij etikettering van levensmiddelen is voor het borgen van een goede leesbaarheid een lettergrootte vastgesteld. De letters moeten minimaal 1,2 mm zijn. Dit geldt voor alle wettelijk verplichte informatie, zoals bijvoorbeeld de ingrediëntenlijst. De informatie moet (minimaal) in het Nederlands worden weergegeven.
De verplichte informatie moet direct op het de verpakking worden aangebracht van elk product. De etiketten of de inkt mogen niet makkelijk te verwijderen zijn. De informatie moet op een duidelijk zichtbare plek staan. Er mag geen andere (niet verplichte) informatie of een afbeelding over de verplichte informatie heen zijn aangebracht.
4. Communiceer over de houdbaarheid
Het vermelden van een houdbaarheid is verplicht voor de meeste producten. Er zijn een aantal uitzonderingen, zoals zout of drank met meer dan 10% alcohol. Zorg ervoor dat de houdbaarheidsdatum goed te vinden is en duidelijk te lezen. De afkortingen TGT en THT zijn niet toegestaan.
Er zijn producten die niet meer veilig zijn om te gebruiken na een bepaalde datum. Ze bederven snel. Na deze datum kan consumptie een gevaar voor de gezondheid zijn. Bij deze producten moet op de verpakking staan “te gebruiken tot” en de laatste veilige consumptiedatum. Bovendien moet er op de verpakking staan hoe je het product moet bewaren, bij welke temperatuur. Een voorbeeld is: “Te gebruiken tot 15 september. Bewaren bij maximaal 4⁰ Celsius. Te consumeren binnen 2 dagen na opening en niet later dan 15 september.”
Voor minder bederfelijke producten wordt de kreet “ten minste houdbaar tot einde” gebruikt. Tot die datum kan de kwaliteit en veiligheid van het product worden gegarandeerd. Op de verpakking bij producten die korter dan drie maanden houdbaar zijn moet staat “ten minste houdbaar tot dag, maand en evt. jaar”. Bij producten die 3 tot 18 maanden houdbaar zijn moet staan “ten minste houdbaar tot einde maand, jaar”. Bij producten die langer dan 18 maanden houdbaar zijn mag alleen het jaar vermeld worden.
Is het bij deze producten van belang om ze op een bepaalde manier te bewaren? Dan moet dit ook op de verpakking vermeld staan. Een voorbeeld van zo’n omschrijving is: “droog en koel bewaren”.

5. Wees eerlijk over de ingrediënten
De ingrediëntenlijst is voor de meeste levensmiddelen verplicht. Het bestaat uit een opsomming van ingrediënten. Ze staan op volgorde van gewicht. Het ingrediënt waar het meeste van is gebruikt bij de bereiding staat vooraan en dit loopt af tot het ingrediënt waar de kleinste hoeveelheid van is gebruikt. De lijst moet altijd beginnen met het woord “ingrediënten” of een variant hierop waar deze term in staat.
Je mag de ingrediënten niet zomaar een spectaculaire naam geven, zoals heerlijke amandelen. Ingrediënten moeten omschreven worden met hun specifieke benaming of in sommige gevallen een categorienaam (bijvoorbeeld kaas). Ook voor het vermelden van additieven zijn regels vastgesteld. Dit kan op 2 manieren, bijvoorbeeld: kleurstoffen (chinolinegeel, briljantblauw) of kleurstoffen (E 104, E 133).
Een ingrediëntenlijst is niet altijd verplicht. Bijvoorbeeld niet wanneer het product uit één ingrediënt bestaat of bij groente en fruit dat niet is gesneden. Verder is het het soms toegestaan bepaalde ingrediënten weg te laten, zoals bijvoorbeeld de vloeistof waar zilveruitjes of augurken in zitten. Voor de volgorde op afnemend gewicht zijn ook uitzonderingen van toepassing. Bijvoorbeeld ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt
en tijdens productie in oorspronkelijke toestand worden gebracht. Magere melkpoeder waar water aan wordt toegevoegd, mag als magere melk worden vermeld.